1.3 Derde scène: Codenaam ECHELON

In februari 1998 kwam informatie vrij over een rapport dat was opgesteld in opdracht van het Europese Parlement onder de titel An Appraisal of Technologies of Political Control.6 In dit rapport wordt melding gemaakt van een geheim project van de Amerikaanse regering met de codenaam Echelon. Onderdeel van dit project is het stelselmatig afluisteren van het Europese telefoon-, fax-, telex- en e-mailverkeer. Via een netwerk van satellieten, grondstations en krachtige computers luistert de Amerikaanse National Security Agency (NSA) in samenwerking met de Britse inlichtingendienst Government Communications Headquarters (GCHQ) Europa af. Het rapport veroorzaakte enige ophef in politiek en media, in Nederland werden hierover vragen gesteld in de Tweede Kamer. In september 1998 verscheen een aanvulling op het eerste rapport7. In dit aanvullende deel werd melding gemaakt van een ander 'global surveillance plan' dat in een samenwerking tussen de Europese Unie en de Amerikaanse FBI ontwikkeld zou worden, onder de naam Enfopol.

In oktober 1999 verscheen een nieuw rapport van het Europees Parlement, met de titel Development of Surveillance Technology and Risk of Abuse of Economic Information.8 Dit rapport bevatte nieuwe informatie over de NSA en Echelon. In dit laatste rapport wordt in meer detail beschreven op welke wijze de inlichtingendiensten internetgebruikers bespioneren. Het hardnekkige gerucht dat de NSA ook in staat zou zijn de inhoud van al het gesproken telefoonverkeer op basis van trefwoorden te scannen, wordt hierin ontkend. Wel wordt er in dit tweede rapport op gewezen dat de techniek van elektronische herkenning van stempatronen reeds zeer verfijnd is. Deze techniek maakt het mogelijk in de enorme ruis van telecommunicatiedata te zoeken naar specifieke personen om vervolgens meer gericht telefoongesprekken af te kunnen luisteren.

Monitoring van telecommunicatieverkeer als vermeld in bovengenoemde rapporten werd lange tijd voor onmogelijk gehouden. Dat inlichtingendiensten van diverse landen elektronische spionage pleegden was algemeen bekend. Dat de op de telecommunicatie gerichte spionage een dergelijke omvang had en ook alle telecommunicatie van gewone burgers betrof, werd niet aannemelijk geacht. Toch was informatie over Echelon al enige tijd voorhanden. Al in 1988 schreef de Britse freelance journalist Duncan Campbell in The New Statesman een artikel over Echelon, toen nog aangeduid als Project P415, waarin hij de nauwe samenwerking onthulde van de NSA en Britse GCHQ in het afluisteren van het internationale telecommunicatieverkeer.9

In 1996 publiceerde de Nieuw-Zeelandse journalist Nicky Hager het boek Secret Power. 10 De feiten die in dit boek werden gepresenteerd waren gebaseerd op interviews met vijftig (voormalige) medewerkers van het Government Communications Security Bureau (GCSB), de Nieuw-Zeelandse inlichtingendienst. Secret Power behandelde de deelname van de GCSB in de door de Verenigde Staten geleide inlichtingenoperatie die gericht was op het massaal onderscheppen van telecommunicatie. Hager onthulde dat er in een project met de codenaam ECHELON op een wereldschaal werd afgetapt door de samenwerkende inlichtingendiensten van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Canada, Australië en Nieuw Zeeland. Deze landen sloten direct na de Tweede Wereldoorlog een samenwerkingsverdrag op het gebied van veiligheids- en inlichtingendiensten. De nooit openbaar gemaakte overeenkomst werd in 1948 geformaliseerd en staat bekend als de UKUSA Security Agreement. Het eerste rapport van het Europese Parlement, An Appraisal of Technologies of Political Control, baseerde zich vooral op informatie die door Hager was verzameld en bevatte weinig nieuwe feiten. Het enige nieuwe aan dit EU-rapport was, dat het zich concentreerde op de gevolgen van deze grootscheepse spionage voor Europa.

De beide rapporten van het Europese Parlement waarschuwen voor onopgemerkt misbruik van moderne informatie- en communicatietechnologieën. Deze technologie ontwikkelt zich zo snel dat de politiek absoluut geen zicht heeft op de consequenties voor overheid, bedrijfsleven en burger. In Development of Surveillance Technology and Risk of Abuse of Economic Information wordt gewezen op een aantal gevallen waarin aantoonbaar sprake is geweest van bedrijfsspionage door de NSA. Afgeluisterde informatie over zakelijke orders werd doorgespeeld naar Amerikaanse bedrijven die er vervolgens hun voordeel mee deden. Vooral de economische risico's die een dergelijke spionage met zich mee brengt, veroorzaken ophef in Europees verband. De vraag naar de schending van de privacy van burgers is echter minstens zo belangrijk. Bescherming van het individu tegen inlichtingendiensten die ongemerkt in iemands privé-leven kunnen snuffelen lijkt echter een onderwerp waar maar weinig mensen zich druk over maken, zelfs niet in de politiek. De algemene opinie is dat alleen degenen die iets te verbergen hebben bezwaar zullen maken.11

In artikel 12 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt minder luchtig geoordeeld over privacyschendingen van een dergelijke aard, wanneer gesteld wordt:

"Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet."

Ook de Nederlandse grondwet lijkt duidelijke taal te spreken over de onaanvaardbaarheid van willekeurige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers:

Artikel 10

  1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
  2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
  3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

6. Wright, S., An Appraisal of Technologies of Political Control. European Parliament. Directorate General for Research. The STOA Programme (PE 166 499). Luxemburg, 6 January 1998.
8. Campbell, D., Development of surveillance technology and risk of abuse of economic information. European Parliament. Directorate General for Research. The STOA Programme (PE 168.184/Part4/4). Luxemburg, april 1999.
9. Campbell, D., 'They've got it taped' , in: The New Statesman, 12 augustus 1988 :. Zie: http://www.gn.apc.org/duncan/echelon-dc.htm
11. Zie bijvoorbeeld de reactie van Arie Oostlander, lid van het Europees Parlement voor het CDA, op het eerste rapport : "Er wordt wel erg veel nadruk besteed aan mogelijk misbruik van nieuwe technologieën terwijl deze nieuwe methoden toch vooral zijn bedoeld om de criminaliteit te bestrijden" (bron citaat: "Geschokte reacties op aftappen VS", in: NRC Handelsblad, 6 februari 1998.