3.1 De kerk in cyberspace

De eerste scène van hoofdstuk 1 bood een korte schets van de First Church of Cyberspace. Typerend voor deze kerkelijke gemeenschap is dat zij enkel op internet aanwezig is en niet ook nog een bestaansvorm daarbuiten heeft. De ruimte waarin de activiteiten van deze 'gemeente' zich afspelen wordt aangeduid als cyberspace.

De term cyberspace werd geïntroduceerd door de sciencefiction auteur William Gibson, die in zijn roman Neuromancer (1984) een wereldwijd computernetwerk beschrijft, waarin mensen, machines en informatiebronnen met elkaar verbonden zijn. In dit computernetwerk navigeert men in een visuele, driedimensionale ruimte.

"Cyberspace. A consensual hallucination experienced daily by billions of legitimate operators, in every nation, by children being taught mathematical concepts... A graphic representation of data abstracted from the banks of every computer in the human system. Unthinkable complexity. Lines of light ranged in the non-space of the mind, clusters and constellations of data. Like city lights, receding..."29

Inmiddels is de term cyberspace gemeengoed geworden en wordt deze vooral gebruikt om de elektronische 'ruimte' in het algemeen aan te duiden, of de virtuele ruimte van digitale bits en bytes als tegengesteld aan de fysieke ruimte die bestaat uit atomen en moleculen. Het internet als permanente aanwezige ruimte van aaneengeschakelde computers komt als fenomeen dicht in de buurt van de in 1984 door Gibson beschreven 'cyberspace matrix.' De termen 'internet' en 'informatie- en communicatietechnologie' beschrijven vooral de technische aspecten van de nieuwe ruimte die in computernetwerken ontstaat. Steeds meer onderzoek richt zich echter op de sociale invloed die de ontwikkeling van cyberspace heeft. In de door computers ondersteunde ruimte worden vragen opgeroepen die meer de mens betreffen dan de technologie.

In deze nieuwe ruimte spelen zich inmiddels ook kerkelijke activiteiten af. De First Church of Cyberspace is volgens voorganger Charles Henderson een belangrijke poging om het gesprek aan te gaan met mensen die inmiddels niet meer naar de gangbare kerkelijke bijeenkomsten komen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid voor bezoekers om met elkaar in gesprek te komen over geloofsvragen, zonder daarbij gehinderd te worden door de maatschappelijke en religieuze barrières die een dergelijk contact in een andere omgeving wellicht onmogelijk zouden maken. Henderson ziet als uitgangspunt voor zijn on line-gemeente de menselijke behoefte aan vriendschap en onderlinge gemeenschap. Waar de kerk op andere plaatsen de mensen klaarblijkelijk niet meer kan bereiken met haar boodschap, ligt nu een nieuwe ruimte open die gekenmerkt wordt door een grote openheid in de communicatie. Henderson ziet het als een belangrijke taak voor de kerken te ontdekken op welke wijze deze nieuwe ruimte benut kan worden voor een zinvolle kerkelijke presentie. Uit het geloof in de alomtegenwoordigheid van God concludeert Henderson tenslotte, dat ook God wel in het internet aanwezig moet zijn.30

In de beschrijving van deze bijzondere vorm van kerkelijke presentie komt duidelijk naar voren hoe verwarrend het spreken over activiteit en aanwezigheid in de virtuele ruimte is. Er is sprake van communicatie met een duidelijk ruimtelijk aspect. Er is echter geen sprake van een fysieke ruimte, zodat de gangbare categorieën voor het spreken over ruimtelijke aanwezigheid tekort schieten. Een belangrijke kwestie is de vraag of er in de nieuw ontdekte digitale ruimte sprake kan zijn van werkelijke gemeenschap. Is de ruimte van cyberspace, waar mensen met elkaar kunnen communiceren zonder fysiek in elkaars aanwezigheid te verkeren, een plek waar men bijeen kan komen? Kortgezegd, kan de kerkelijke gemeente zich verzamelen in cyberspace?

Wanneer deze vraag gesteld wordt, is een veelgehoorde tegenwerping dat de kerkelijke gemeente niet kan bestaan zonder werkelijke ontmoeting, i.e. een ontmoeting waarbij de deelnemers lichamelijk present zijn. Zonder twijfel is deze fysieke vorm van ontmoeting van groot belang voor de wijze waarop kerkelijke gemeenschappen tot nu toe bestaan. Door het ontstaan van kerkgemeenschappen in cyberspace wordt echter de vraag opgeroepen of het niet mogelijk is om ook in de virtuele ruimte volledig kerk te zijn. De ontmoeting krijgt een ander karakter, er verdwijnen elementen, maar er worden nieuwe elementen toegevoegd. De vraag is: hoe aanwezig is de mens als virtuele presentie?

Ook wanneer men een dergelijke ingrijpende verandering van de kerkelijke vergadering onacceptabel vindt, is het mogelijk de virtuele gemeenschap te zien als een aanvulling op het kerk-zijn. Een virtuele gemeenschap zou de kerkelijke vergadering van fysiek aanwezige personen tenminste gedeeltelijk kunnen vervangen. In de eerste plaats is te denken aan bijzondere situaties, waarin mensen aan huis gebonden zijn of in het buitenland verblijven. Ook randkerkelijkheid kan echter worden beschouwd als zo'n 'bijzondere situatie'.

De opvattingen over wat de meest wezenlijke elementen van de kerkelijke gemeenschap zijn, worden theologisch bepaald en verschillen per denominatie. Terwijl in de protestantse traditie de woordverkondiging een nadrukkelijk centrale plaats heeft in de eredienst, is in de rooms-katholieke en oosters-orthodoxe traditie de kerkelijke gemeenschap onlosmakelijk verbonden met het sacrament van de eucharistie. Dit verschil heeft directe consequenties voor het denken over de (on-)mogelijkheden van een virtuele kerkelijke gemeenschap.31 Aangezien de kerkelijke aanwezigheid in cyberspace nog in een duidelijk beginstadium verkeert, valt er nog geen duidelijk beeld te geven in welke richting deze ontwikkeling zal gaan. Duidelijk wordt wel dat de kerken zich zullen moeten bezinnen op nieuwe vormen van presentie in een samenleving die er met cyberspace een ruimtelijke en sociale dimensie bij heeft gekregen.

Bij de bestudering van de mogelijkheden van een kerkelijke presentie op internet komt de vraag op naar het specifieke karakter van de kerkelijke communicatie. Deze vraag is niet nieuw, aangezien deze ook aan de orde komt bij het kerkelijk gebruik van moderne media als radio en televisie. In de volgende paragraaf zullen we ons nu eerst op deze vraag naar het karakter van de kerkelijke communicatie concentreren.


29. Gibson, W., Neuromancer. New York 1984, p. 51.
30. Uit het transcript van een interview door Scott Simon voor het TV-programma 'Spiritual Surfers', zie: http://www.godweb.org/transcript.html. Zie ook noot 2.
31. Zie voor een indruk van de discussie over de consequenties van dergelijke kerkelijke verschillen in de virtuele ruimte, de teksten in het online-archief van de European Christian Internet Conference (ECIC), onder andere: Morrison, I., "Worship on the Web: effects to the Church?", en: Schnell, M., "Being a Church on the internet".